Azoren
Wandelparadijs
in het grote niets
Azoren
De eilandengroep de Azoren is door de Atlantische Oceaan hermetisch afgesloten van het massatoerisme. En dat is slechts een van de bijzondere kwaliteiten van de archipel. Wandelen over het b(l)oeiende eiland São Miguel brengt je van vulkanen tot walvissen. En dat op een eiland dat nauwelijks twee keer zo groot is als Texel.
Hortensia’s als onkruid. Of als wegafzetting, in kilometers lange rijen. Wat in je eigen tuintje in Nederland met bloed, zweet en tranen tot bloei wordt gebracht, staat hier achteloos met duizenden bij elkaar. Frisser en kleuriger ook nog. Geen idee hoe alle bloemen die ik hier zie heten, maar de uitbundigheid op de Azoren is overrompelend. Tuincentra gaan hier geheid failliet. Bloemen kopen, de zotte gedachte alleen al.
Je durft het cliché bijna niet op te schrijven, maar als de meest vertrapte berm al is overwoekerd met een tapijt aan okerkleurige violen, als uitkijkpunten zijn dichtgegroeid met vurige lelies, als mossen niet mosgroen maar vlammend
oranje zijn, en als zelfs het kleinste dorp een botanische tuin herbergt, nou goed, dan kun je er niet omheen: de bloemeneilanden.
Wandelparadijs
Het diepgroene uiterlijk kan alleen bestaan bij de gratie van regen en luchtvochtigheid. Veel van onze weerdepressies hebben hun oorsprong rond de Azoren, dus dan weet je het wel. De millimeters vallen gestaag en een vakantie op de Azoren zonder regendruppels is zeldzaam. Gelukkig schiet de omringende Atlantische Oceaan bijna altijd te hulp. Een bewolkte lucht kan binnen een kwartier zijn schoongeblazen tot hemels blauw. Andersom kan natuurlijk ook.
Dat wisselvallige weer heeft ook zijn voordelen. Massatoerisme is op de Azoren afwezig, en de eilanden zijn daardoor een paradijsje voor de toerist die van natuur, wandelen en cultuur houdt. Met walvissen en vulkanen als bonus.
Azoren
Klein maar hoog
Het grootste Azoren-eiland, São Miguel, is lekker loom. Kan niet anders, want snelwegen kennen ze hier niet. Je wandelt door ouderwetse dorpen met Portugese koloniale kerkjes en huizen die vrijwel zonder uitzondering een traditioneel religieus tegeltableau boven de voordeur hebben hangen. De pleinen zijn bezaaid met bankjes die opvallend populair zijn bij oude mannen. Bijna altijd is er ook wel een windmolentje te vinden. Zo fel en smetteloos geschilderd dat het bijna speelgoedmolens lijken.
Buiten de dorpen torent het eiland hoog uit boven de zee en kijk je tientallen kilometers ver in het staalblauw van de Atlantische Oceaan. Vanaf hier is het 1148 kilometer naar Portugal, en tweeduizend kilometer naar de Verenigde Staten. Ver weg in het grote niets zitten we. De groene hellingen, doorsneden met lavazwarte muurtjes, contrasteren scherp met het grote blauw op de achtergrond. Het voelt machtig om hier te wandelen, maar tegelijk ook weerloos. Als de oceaan echt wil, plukt-ie ons zo van de hellingen van dit eiland, dat slechts twee keer zo groot is als Texel.
De overige acht eilanden zijn nog kleiner. Klein, maar hoog: het hoogste punt van de Azoren is het vulkaaneiland Pico, dat zich 2350 meter boven zeeniveau verheft. De archipel is vulkanisch van oorsprong en ligt net als IJsland precies op de breuklijn tussen het Europese en Amerikaanse continent.
Culinair kratergoud
Op São Miguel is de vulkanische moederschoot slechts bescheiden afgedekt. Vier kilometer onder onze voeten ligt een zee aan kokende magma. Bij het Lagoa das Furnas lopen we tegen het levende bewijs aan. Aan de randen van dit kratermeer borrelt de bodem. Stoom en damp slaan van de wit uitgeslagen oevers. Het ruikt er naar zwavel. Mannen met ijzeren haken peuteren er in de grond. Ze hijsen twaalf grote ketels uit de vulkanische bodem.
De pannen herbergen de culinaire schat van de Azoren: Cozido nas Caldeiras, vrij vertaald ‘Kraterpot’. Een stoofpot van kip, bloedworst, rundvlees, zoete aardappelen en kool die zeven uur in de vulkanische grond heeft doorgebracht. Het langzame stoven en de zwavellucht geven de groente en het vlees een geheel eigen smaak. De aardappelen hebben bijna de structuur van paté, het kippenvlees is sappiger dan een peer en de bloedworst – normaal gesproken niet mijn favoriete ding – glijdt over de tong als een romige delicatesse. Nadeel: de culinaire schat ligt op de maag als een brok lava.
Europa’s enige theeplantage
De kust van São Miguel herbergt een botanisch unicum. Hellingen vol streepjesheggen zijn de voorbode van de enige theeplantage van Europa. Landgoed Gorreana bergt dat prachtige vergankelijke van oude koloniale dagen in zich.
Azoren
Tussen de boomvarens klettert het water als een warme douche naar beneden.
Bij Caldera Velha staan we onder een waterval die wordt verwarmd door thermische bronnen. Tussen de boomvarens klettert het water als een warme douche naar beneden. Nog nooit ben ik dit fenomeen ergens tegengekomen, maar we hebben de plek helemaal voor onszelf.
Gelukkig zijn er nog de meren met de merkwaardige naam Sete Cidades (‘Zeven Steden’). Bij de twee kratermeren, die met hun verschillende kleuren op zo’n beetje elke Azoren-ansicht staan, zien we zowaar andere toeristen. Allemaal met het fototoestel in de hand voor het uitzicht der uitzichten.
Een dag later genieten we van een nog veel mooier uitzicht wanneer we de bergkam bij het Lagoa do Fogo oversteken, met de rest van het eiland diep onder ons. Het stralende weer gaat van het ene op het andere moment over in een dreigende apocalyps van donkere luchten. Uit de Atlantische Oceaan is al het blauw weggetrokken. De vulkanen van de Sete Cidades liggen met hun hoofd in de wolken en een enkele zonnestraal laat boerenweides als groene displays oplichten. De wereld lijkt over enkele minuten te zullen vergaan, maar geen Azoriaan die zich druk maakt. Laat gewoon de zeewind even z’n werk doen. Over een half uur is de apocalyps weer ingeruild voor hemels blauw.
Walvissen als bonus
Behalve een wandelparadijs is São Miguel ook
een walvisparadijs. Er zijn weinig plekken op aarde waar zoveel walvissen en dolfijnen rondzwemmen als in de diepe wateren rond de Azoren. Tot wel vijfentwintig verschillende soorten. Ooit hoefde men hier maar honderd meter te roeien om een walvis te verschalken.
Vanuit een stenen wachthuisje op een rotspunt tuurt Antero Soares over zee. Al elf jaar zoekt hij naar een lichte verkleuring in het zeeoppervlak, naar een onregelmatige rimpeling, naar uitgeblazen lucht, naar rugvinnen. Antero Soares is volgens kenners de beste walvisspotter van de Azoren. Met een zender staat hij in verbinding met de boten op zee.
‘Kijk, daar zwemt een groep Indische grienden.’ We zien helemaal niets. ‘En daar gaat een groep kortsnuitdolfijnen.’ Met het blote oog spot hij beesten die wij met een kijker nog niet eens ontwaren. ‘Ik heb er jaren over gedaan om al die tekenen te herkennen. Nu herken ik een blauwe vinvis van vijftien kilometer afstand, of weet ik van een potvis hoeveel minuten het nog duurt voordat-ie weer gaat duiken. Als jij hier elf jaar in dit hutje gaat zitten, kun je dat ook.’ Antero lacht breeduit, maar grijpt direct weer naar zijn kijker: ‘João, ongeveer dertig tuimelaars zo’n drie kilometer ten zuidoosten van je boot!’
Een paar uur later varen we zelf op zee in een zodiac. Weer horen we de stem van Antero, maar nu door de boordzender. Elk bezoek aan de Azoren heeft zijn climax op zee, en wij hebben
Azoren
Op vijfhonderd meter van onze boot blaast een potvis een wolk de lucht in.
geluk. Dit is weertechnisch onze mooiste dag op de Azoren. Een bijna strakblauwe lucht en vrijwel windstil. En Antero heeft een potvis gespot. Elk moment kan die opduiken.
‘Daar!’
Op vijfhonderd meter van onze boot blaast een potvis een wolk de lucht in. Hebbes! We cirkelen er naar toe en zien een enorme boomstam van zo’n twintig meter in het water drijven. Bewegingsloos, totdat hij aanzet voor een duik en de staart zich als een tweepersoonsbed uit het
water opricht. Wauw! Maar het feest is nog lang niet over. We zien nog drie andere potvissen, een kolonie Indische grienden en een groep tuimelaars. Je zou kunnen zeggen dat we redelijk overrompeld zijn. En dan krijgen we de uitsmijter nog, een groep van wel vijftig kortsnuitdolfijnen die onze boot meer dan een uur als speeltuin gebruiken en hoog uit het water opspringen. Die Azoren vergeten we echt nooit meer.